Text - Frans leger in Mali

Raf Custers

Op 16 januari 2013 gepubliceerd op DeWereldMorgen.be onder de titel Frankrijk bereidde zich voor op 'intense conflicten' rond grondstoffen

[Mijn boek Grondstoffenjagers gaat uitgebreid in op de goudrush naar Mali. Het boek verscheen in februari 2013].

Een vaak vertelde anecdote gaat zo: als Afrikaanse flikken u tegengehouden, vinden zij altijd iets dat niet mag, en dus betaalt ge. Nu er bommen vallen op Mali, draai ik het om. De 'flik in het Elysée' François Hollande heeft iets gevonden in Mali dat hem niet aanstaat. En Mali zal het voelen.

Het Westen beschouwt Mali en Afrika als zijn achtertuin, en wil die onder zijn controle houden. Omdat het noorden van Mali sinds een klein jaar aan de westerse controle ontsnapt, zat er sinds lang een westerse interventie in Mali aan te komen, en werd die sinds november intensief voorbereid.

Zes dagen geleden begon Frankrijk onverwacht posities te bombarderen van de ‘islamisten’ en ‘jihadisten’ die nu baas zijn in Noord-Mali. Parijs trekt de publieke opinie mee en zegt dat het oorlog voert tegen terroristen. Dat is het banier waarmee president Hollande deze kruistocht leidt. En het werkt. Zelfs de rechtse krant Le Figaro steunt Hollande’s oorlog in Mali. En cartoonist Plantu grapt in Le Monde: ‘wij staan allen achter jou’.

Maar, tot spijt van wie het benijdt: achter Frankrijks oorlog zit meer dan idealisme. Er zitten harde belangen achter, die verder reiken dan Mali en sinds decennia meespelen. Toen Mali nog een Franse kolonie was, heeft Frankrijk er katoen doen planten. Het katoen was louter voor de Franse industrie bestemd.

In de jaren ’30 begon de Franse kolonisator de dam van Markala te bouwen op de Niger-stroom. (Aan de dam heb ik een monument zien staan om de Malinese arbeiders te herdenken die tijdens de bouw van de dam het leven lieten). Het irrigatiesysteem van Markala moest de hele binnen-delta van de Niger bevloeien, om daar katoen te telen. Katoen was lang Mali’s hoofdexportproduct.

Investeerders lokkken voor het goud

In de jaren ’90 is Mali onder druk van de Wereldbank omgeswitcht. Het land moest investeerders voor de goudmijnen aantrekken, dat zou algemene welvaart brengen. Dat was de redenering die het Wereldbank verkocht. Rond het jaar 2000 werd goud het voornaamste exportproduct van Mali.

In spoedtempo is een tiental industriële goudmijnen geopend, in het zuidelijke deel van het land. Ze werden of worden gerund door westerse firma’s zoals AnglogoldAshanti, Randgold en Iamgold. Die firma’s doen er aan pure roofbouw.

Ik beschrijf dat proces uitvoerig in ‘Grondstoffenjagers’, het boek dat over enkele weken in de boekhandels ligt. De firma’s halen de mijnen zo snel mogelijk leeg ; zij willen profiteren van de goudprijs die jarenlang klom en ook nu hoog blijft. Sommige mijnen, zoals die van Morila, zijn na tien jaar over de piek van hun productie heen.

Daarom luidt het sinds kort dat in Mali andere grondstoffen zitten en uitgebaat kunnen worden. Mali helpt deze informatie te pushen om investeerders te lokken, al zou het na de goudrush moeten weten dat de op export gerichte exploitatie door multinationals het land geen welvaart brengt.

Wat heeft Mali mogelijk nog?

Wat heeft Mali mogelijk nog? Het gaat vooral over energiemineralen, namelijk uranium, in het zuidwesten (de streek van Falea nabij Guinée) en in het ‘islamistische’ noorden (de streek van Gao en de Adrar des Iforas) en olie en gas in het Taoudeni-bekken. In Mali zijn ook koper, bauxiet, lithium en fosfaat gevonden. Sommige vindplaatsen zijn sinds lang bekend maar nooit uitgebaat, omdat dat technisch en logistiek te moeilijk (en dus te kostelijk was).

Van al deze materialen wordt enkel goud geproduceerd. Mali heeft zich sinds de jaren ’90 tot derde goudproducent van Afrika opgewerkt. Voor andere grondstoffen zijn er zoals gezegd exploraties bezig, door ondernemingen zoals Sonatrach (Algerije), Oklo-Uranium (Australië, zit enkel in Mali en onder meer in Kidal in het noorden), ENRC (Kazakstan, non-ferro in Mali),  RockGate (Canada, uranium in Falea, maar ook goud en zilver) etc....

Verscheidene bekkens overspannen de landsgrenzen van meerdere landen. Taoudine strekt zich uit van Mauritanië over Mali tot in Algerije. De Adrar des Iforas strekt zich uit van Algerije over Mali tot in Niger (waar de Franse groep Areva wèl al uranium wint).

In de Taoudine in Mauritanië zoeken zowel Wintershall (Duitsland) als Total en Repsol naar olie. Voor Total is de exploratie-campagne in 2010 bijzonder moeilijk geweest. Eén boring heeft er negen maanden geduurd en 150 miljoen dollar gekost. Maar Total (Frankrijk) heeft aan de Mauritaanse regering gemeld dat de resultaten veelbelovend waren, en laat dit project dus niet los.

Onder meer daarom zeg ik dat de oorlog in Mali de grenzen van dat land overstijgt. Er is nog een andere reden, maar die berust op dit moment vooral op speculatie. Alvorens het bevel te geven om te bombarderen, is president Hollade met Algerije gaan onderhandelen. Dat was niet voor militaire interventie in Mali te vinden. Algerije zou trouwens steun geven aan sommige islamistische groepen in Noord-Mali.

Nu de oorlog een feit is, stellen sommigen de vraag wat Algerije in ruil voor zijn akkoord heeft gevraagd en mogelijk gekregen. Toegevingen over de Westelijke Sahara dat door buurland Marokko wordt bezet, een uitweg zou bieden naar de Atlantische Oceaan en onder meer rijk is aan fosfaat (Marokko is de eerste exporteur van fosfaat ter wereld)?

'Intense regionale conflicten'

Frankrijk heeft zich voorbereid om oorlogen over grondstoffen te voeren. Eind 2007 organiseerde de toenmalige president Sarkozy hoorzittingen over de Franse defensie. De Franse generaal Bentegeat zei daar hetvolgende: "natuurlijk zullen we in zeer intense regionale conflicten worden betrokken".

Hij noemde drie redenen: spanningen met andere economische machten rond de bevoorrading met energie, water en grondstoffen; ‘de vermenigvuldiging van de haarden van terrorisme’ en ‘de verspreiding van massavernietingingswapens en ballistische raketten’ (Défense et sécurité nationale. Livre Blanc. Tome-2, 4 oktober 2007).

Tijdens dezelfde hearings sprak ook Anne Lauvergeon, toen nog één van de machtigste vrouwen op aarde omdat ze het al genoemde Franse nucleaire concern Areva leidde. Lauvergeon kloeg dat Frankrijk en Europa zich veel te weinig zorgen maakten over de bevoorrading met strategische grondstoffen.

"Frankrijk is de tweede of derde uraniumproducent ter wereld", aldus de Areva-baas en ze vroeg sterk Frans ‘activisme’ om niet eindeloos achterop te geraken bij ‘de concurrenten uit Brazilië, de VS en Canada (Défense et sécurité nationale. Livre Blanc. Tome-2, 18 oktober 2007). We zijn onderhand vijf jaar verder.

De ‘flik in het Elysée’ laat het zich geen twee keer zeggen.